Asma Ben Nejma: mensen in Nederland en Tunesië helpen in hun basisbehoeften te voorzien

“Een vriendin was hoogzwanger terwijl ze voor haar moeder zorgde, die dement is. Haar man komt uit Pakistan en zijn asielaanvraag werd afgewezen. Daardoor had ze ‘een illegaal’ in huis en ook nog haar moeder. Alle toeslagen stopten en ze zat zeven euro boven de voedselbanknorm,” vertelt Asma Ben Nejma over hoe het allemaal begon. In een zoektocht naar hulp voor haar vriendin kwam ze terecht bij ‘Voedselpakketten uit het hart Utrecht’. Voor ze het wist had ze niet alleen haar vriendin geholpen, maar was zij ook de Zuid-Hollandse tak van deze organisatie begonnen. Náást haar werk en náást Stichting Beb Al Rahma, die zij tien jaar geleden in Tunesië startte.

Asma is geboren en getogen in de Haagse Schilderswijk en ging elk jaar met haar broers, zusje en ouders naar hun geboorteland Tunesië. “Mijn vader is mijn voorbeeld, hij heeft mij geleerd verantwoordelijkheid te nemen. Je moet helpen waar je helpen kan. Je werkt voor jezelf, maar kijk ook om je heen. Mijn moeder is mijn steun en toeverlaat, zonder haar kon ik dit allemaal niet doen.” Doordat Asma opgroeide in twee werelden kan ze, zoals ze het zelf zegt “goed vergelijken. Ik heb gezien dat de Tunesische regering één groot spel speelt, terwijl mensen en vooral kinderen sterven. Ik dacht ‘wat is dit? Waarom doet niemand iets?’.” Tegelijkertijd benadrukt Asma: “Nederland is wél een rechtstaat en dan nóg zijn er mensen die overal buiten vallen.”

Onmenselijke toestanden in Tunesië
In Tunesië zag Asma mensen in rieten huizen, zonder stromend water, gas of elektriciteit. Kinderen op blote voeten en overvolle, onhygiënische ziekenhuizen waar kinderen door hun ouders achtergelaten, vastgebonden in bed lagen: “Dit is niet eens armoede, dit is niet menselijk meer!” Terug in Den Haag ging Asma met haar ouders mee naar een ontmoetingsplek voor mensen uit Tunesië. Ik dacht ‘kijk eens hoeveel mensen, als iedereen nou iets doet!’. Ik vroeg ze om hun naam op te schrijven en hoeveel per maand ze kunnen doneren.” Dat was het begin van stichting Beb al Rahma, die intussen is uitgegroeid tot een team van tien medewerkers in Nederland en Tunesië. Meldingen van mensen in nood, krijgt de stichting binnen via facebook. Beb al Rahma helpt vervolgens met wat nodig is: schooltassen, winterkleding, voedsel of speciale inzamelingen voor de medische behandeling van kinderen. “Gezinnen van hier, sponsoren gezinnen daar,” vertelt Asma.

Armoede in Nederland
De situatie van haar zwangere vriendin, die desondanks niet in aanmerking kwam voor hulp van een reguliere voedselbank in de buurt, opende Asma’s ogen voor armoede in Nederland. Twee keer regelde zij een pakket voor haar via Voedselpakketten uit het hart Utrecht, waarna deze organisatie ook andere mensen uit Zuid-Holland naar haar ging doorverwijzen. “Op een gegeven moment stond mijn hele woonkamer veel eten,” vertelt ze over de situatie die toen ontstond. “Mensen belden op elk moment aan met vragen en ik was ook altijd telefonisch bereikbaar.” Dit bleek niet langer houdbaar. Met een eigen gezin om voor te zorgen en haar fulltime baan, moest Asma het anders gaan aanpakken. Ze regelde een leegstaande sloopwoning voor het opslaan en uitdelen van voedselpakketten én nam een zakelijk nummer.

Voedsel voor 63 gezinnen
“Donderdag is voedselbankdag,” vervolgt Asma, “en soms ook in het weekend. De avonden gebruik ik voor de administratie.” Het werven en bijhouden van giften en de inkoop van voedsel, het voeren van intake- en vervolggesprekken met mensen, zijn allemaal taken die Asma op zich neemt. “We krijgen giften van particulieren of bijvoorbeeld van een stichting die opgeheven is. Mensen komen ook houdbare producten brengen en als het eten opraakt, plaatsen wij een oproep. Donderdag komen groente en fruit, kaas en brood. We kopen bij de supermarkt waar het op dat moment in de aanbieding is. En we werken samen met een groenteboer die afneemt van lokale boeren. Omdat wij grote aantallen nodig hebben, maakt hij voor ons een speciale prijs.” Als al het voedsel binnen is, stopt Asma het samen met haar zusje Rabab in dozen: “We werken als een lopende band rond de tafel, zo maken we elke week ruim dertig voedselpakketten die we uitgeven via het raam.” In totaal bedient Asma met Voedselpakketten uit het hart Den Haag 63 gezinnen, die om de week een pakket kunnen komen halen.

Mensen zelf laten werken aan lange termijn oplossingen
Dit zijn mensen uit Den Haag, Rotterdam, Vlaardingen en Katwijk. Met een Nederlandse, Surinaamse, Marokkaanse of Turkse achtergrond. Wat ze gemeen hebben is dat ze niet voor reguliere voedselbankhulp in aanmerking komen. Omdat ze teveel zouden verdienen, bijvoorbeeld. “Wij nemen de aflossing van schulden die mensen maandelijks moeten doen als uitgave mee,” vertelt Asma over haar andere benadering, “en ook de inboedelverzekering en een mobiel abonnement als dat er al is, maar,” benadrukt ze, “als dat middenin ons traject stopt, mogen mensen geen nieuw abonnement afsluiten.” ‘Het traject’ beslaat bij Asma’s organisatie maximaal een jaar. Gedurende die tijd kunnen mensen tweewekelijks een voedselpakket ophalen terwijl zij werken aan een lange termijn oplossing: “We hebben richtlijnen,” zegt Asma met klem. “Mensen moeten laten zien dat ze een opleiding gaan volgen, de taal leren, werk zoeken. Elke drie maanden hebben we een gesprek over hoe het gaat en dan moeten ze kunnen aantonen dat ze aan het solliciteren zijn. Met brieven en telefoonnummers van mensen met wie ze hebben gesproken. Als iemand een baan heeft gevonden, stopt onze hulp.”

Streng maar rechtvaardig
Asma ziet onder haar klanten veel alleenstaande ouders en veel mensen zonder papieren. Of bijvoorbeeld een man die net een open hart operatie heeft gehad en niet kan werken. Asma gaat dan ook het gesprek aan met zijn vrouw die geen Nederlands spreekt: “Als hij wegvalt, zorg dat je je gaat redden. Hoezo moet de man alles doen? In de islam heeft de vrouw rechten! Wees een voorbeeld voor je dochters, kijk wat je ze leert!” ‘Streng maar rechtvaardig’ is wat Asma’s aanpak typeert: “Ik had geld overgemaakt aan een moeder voor luiers en melk voor haar kind. Ze belde al snel voor meer en dat heb ik toen niet gegeven. Ik regelde de spullen voor het kind en praatte met de moeder over hoe zij kan besparen door volgende maand geen merk luiers meer te kopen. Zo werk je aan een lange termijn oplossing.” Asma loopt soms tegen vooroordelen aan die mensen over haar als moslima hebben: “Ik heb twee keer meegemaakt dat mensen na een telefonische intake langskwamen en mijn hoofddoek zagen en toen niet meer wilden. Ik ga met deze mensen in gesprek. Een vrouw besloot het toch te proberen en moest aan het eind van het traject huilen terwijl ze ‘sorry’ zei.”

Interviewer en auteur: Lisa Koolhoven